George Koltanowski
Introductie (Jan Gooris)
Bij het opruimen van enkele oude schaaktijdschriften in de herfst vorige jaar viel mijn oog op een mooi artikel van George Koltanowski in het tijdschrift "Doorbraak nr 12" van Juli 1981. Het artikel maakt blijkbaar deel uit van een reeks artikels, waarvan ik echter enkel dit heb kunnen terugvinden.
Zo'n pareltje wou ik niet laten verloren gaan en in één van onze laatste Interclubs ontmoette ik toevallig de uitgever van dit (gewezen) tijdschrift, Dany Van de Bourry, en hij bevestigde mij spontaan dat ik dat bewuste artikel mocht (her)publiceren. Mijn dank hiervoor.
Vooraleer over te gaan tot het bewuste artikel nog enige randinformatie. George Koltanowski werd geboren op 17 Sep 1904 (Loos Straat 42, Antwerpen) en overleed op 5 Feb 2000 te San Francisco. Hij leerde schaken op 14 jaar en werd meerdere malen Belgisch Kampioen (1923, 27, 30, 36). Bij het uitbreken van de 2e Wereldoorlog bevond hij zich in Guatemala en verhuisde hij naar de States. Daar was hij oa een bekend schaakschrijver in de "San Francisco Chronicle". Dat hij schrijverstalent had, is overduidelijk wanneer je het artikel leest dat hij dus schreef voor "Doorbraak" in 1981.
Veel leesplezier !
George Koltanowski (by George Koltanowski)
- In hetzelfde tornooi won Koltanowski met wit ook nog tegen E-.G.Sergeant.
Ook een Italiaanse partij waarvan hij verklaarde: u moet rekening houden dat het hier mijn eerste internationaal schaaktornooi betrof en de groep waarin ik deelnam boven mijn sterkte lag.
Ik speelde meer op positioneel gevoel dan op theoretische kennis. Ik ben zeker dat ik de Italiaanse opening behandelde als niemand te voor. . .en zelfs zoals niemand nadien.!
Mijn grote rivaal in die tijd was natuurlijk Edgard Colle (1897-1932).
Colle was Belgisch kampioen in 1922,1924,1925, 1926, 1928 en 1929. Hij werd in Gent geboren en stierf na een zware maagoperatie, slechts 34 jaar oud zijnde.
Na het Belgisch kampioenschap te hebben gewonnen, speelde hij in talrijke Europese tornooien, won de eerste prijs in Merano 1926, Scarborough 1927 en 1930, Hastings 1928/29.
Van de zelfde generatie zijnde, waren wij natuurlijk grote rivalen.
Colle kon het moeilijk goed doen tegen mij in tornooien. Ik won van hem in Antwerpen 1922 (Belgisch kampioenschap), Gent 1923 (Belgisch kampioenschap) Brussel 1923, Merano 1924, en speelde gelijk met hem in Brussel 1921 , Hastings 1928/29 en Parijs 1929.
In 1924 volbracht ik een gans jaar met mijn legerdienst (de komplete geschiedenis hiervan kan men lezen in mijn boek "Adventures of a Chess Master", tevens de beschrijving van mijn "blind-schaakdagen").
In 1925 greep een match plaats tussen Colle en mij met de Belgische titel als inzet, alhoewel ik door mijn legerdienst in 1924 mijn titel van 1923 niet had kunnen verdedigen en aldus onvoldoende getraind was.
Ik werd zwaar verslagen. Colle won 4 partijen en 3 eindigden in remise.
Colle had in die tijd veel sukses met zijn Colle-systeem (1 .d4 d5 2.Pf3 Pf6 3.e3 e6 4.Pbd2 c5 5.c3 Pc6).
Hij had talrijke originele ideeën, die hij met sukses toepaste. Zijn sukses werd echter meestal getemperd door een slechte gezondheid. Colle was ongeveer 1,70 m. groot, blond haar en scherp gelaat:. Hij was erg nerveus, rookte doorlopend.
Hij schreef een scherpe schaakrubriek (soms te scherp)
in het Brusselse dagblad "Le Soir''. Het was in deze rubriek dat hij Lajos Steiner (dan in Boedapest) aanviel. ..maar laat mij die historie vertellen zoals ik ze later uit verschillende bronnen hoorde:
Het gebeurde tijdens het internationaal tornooi te Boedapest in 1928. Colle had de witte stukken tegen Lajos Steiner en had een overwegende stelling tegen de jonge Hongaar. Op zeker ogenblik in de partij deed Colle z'n zet en wandelde wat rond bij de andere spelers. Steiner, alhoewel gedrongen staande, zag een prachtige matkombinatie in drie zetten, indien zijn koning op h8 in plaats van op g8 zou gestaan hebben. Indien hij echter, nu aan zet zijnde, zijn koning naar h8 zou verplaatsen, zou zijn tegenstander zich natuurlijk afvragen waarom deze koningszet, en dan was ook de kans groot dat hij het matnet zou ontdekken en tegenmaatregelen nemen. Het beste ware dan maar deze zet te laten vallen en iets anders te zoeken.
Maar wat?
Wit stond overwegend en had vele dreigingen. Zo zocht Lajos koortsachtig verder om een betere voortzetting te vinden, alhoewel steeds terugkomend tot zijn origineel idee. Hij speelde Dxh4, zodoende op h4 een witte pion nemend, drukte zijn klok in en sprong recht om een wandeling te maken.
Colle kwam vlug naar het bord, zette zich neer, bekeek het bord en snakte naar adem ...zijn tegenstander had een onmogelijke zet uitgevoerd !
Hij riep onmiddellijk Steiner naar het bord, hem wijzend op deze onmogelijkheid. Steiner rammelde iets in 't Hongaars tussen de tanden: "mijn god, nu droom ik toch zeker wel" en zette de stukken eenvoudig terug op hun plaats zoals voor deze laatste zet. Dan wilde hij onmiddellijk Le4 spelen.
"0, neen", zei Colle roodaangelopen, "u deed een onmogelijke zet, u moet met uw koning spelen!" (Dat was in die tijd het Internationale tornooireglement).
Steiner protesteerde heftig, en na wat gekibbel besloot de tornooileider dat Steiner met zijn koning moest spelen. Dat deed hij dan. . .onwillig.
Colle keek enkele sekonden en deed zijn zet. Steiner had nog slechts 40 sekonden voor 10 zetten, zodoende had Colle alle voordeel snel te spelen,
Steiner stond toch slecht en had daarbij nog met zijn koning moeten spelen !
Colle had met moeite zijn stuk losgelaten of Steiner deed zijn tegenzet, De4 en kondigde mat aan in 3 zetten. Ongelooflijke konsternatie !
Colle zat aan zijn stoel genageld. . .hoe kon hij dat overzien hebben,
Zo iets simpels.
Steiner had deze hele situatie natuurlijk kunstmatig verwekt. Ja, onherroepelijk, Colle was in feite bedrogen geworden. Steiner had opzettelijk deze onmogelijke zet gespeeld om zijn koning -schijnbaar met tegenzin - op de goede plaats te krijgen, zonder dat het opviel.
Colle rende naar de tornooileiding en legde klacht neer. De scheidsrechters waren onverbiddelijk, alhoewel ze toegaven dat dit reglement diende aangepast, wat in de volgende vergadering van de FIDE dan ook prompt gebeurde.
(Indien er een onmogelijke zet gespeeld is, volgt er geen bestraffing. Het stuk(ken) wordt simpel terug op zijn plaats gezet).
Nadat Colle gestorven was (1932) speelde ik ter ere van hem nog lange tijd het "Colle-systeem". Ik onderzocht, experimenteerde en bracht het in de praktijk met vele nieuwe ideeën.
Ik publiceerde een boek over het "Colle-systeem" en kan nu uiterst gelukkig zijn over het enorme sukses.
De 10e uitgave is ondertussen reeds verschenen.
- Uit de rijke keuze partijen ons door Koltanowski toegezonden volgt hier een specimen:
1.d4 c6 2.c4 d5 3.e3 Lf5 4.Pc3 e6 5.Pf3 Pd7 6.Ld3 Lxd3 7.Dxd3 Pgf6 8.0-0 Le7 9.e4 dxe4 10.Pxe4 Dc7 11.Pg3 0-0 12.b3 a5 13.Lb2 Tfd8 14.De2 a4 15.Tfd1 Lf8 16.Pe5 axb3 17.Pxd7 Pxd7 18.axb3 Db6 19.Df3
Een der sympatiekste mensen uit de schaakwereld en een der oudste tegenstanders was Victor Soultanbeieff.
Hij schreef ook veel over het schaakspel en zijn boek "Guide Pratique du Jeu des Combinaisons" (1950) is een buitengewoon begerenswaardig stuk dat door zijn kleine oplage heden nagenoeg onvindbaar is.
Soultanbeieff was Rus van geboorte (1895), vestigde zich in 1921 in ons land na een hard leven en betrokken te zijn in de 1e wereldoorlog, de revolutie in Rusland en alle moeilijkheden die een vreemdeling zijn weggelegd.
Soultanbeieff had een scherpe stijl. Je wist nooit of je hem- of hij jou te pakken had.
Het geluk was steeds aan mijn zijde in mijn partijen tegen Soultanbeieff.
Ik ontmoette hem niet alleen in België, doch ook in Europese tornooien.
Ik won acht maal van hem, verloor 1 en remiseerde 2 partijen.
1.e4 Pf6 2.Pc3 e5 3.Pf3 Pc6 4.Lb5 Lb4 5.d3 eerst 5.0-0 is beter 5...Pd4 verrassend 6.Lc4 d5 7.exd5 Lg4 8.Ld2 beter was onmiddellijk 8.a3 om een tempo te winnen. Nu zietmijnpionnenformatie er ver van plezierig uit 8...0-0 9.a3 Lxc3 10.bxc3 Lxf3 11.gxf3 Pf5 12.De2 Dd6 13.Tg1 Tfe8 14.Lg5 b5 scherp 15.Lxb5 Pd4 ten aanval 16.cxd4 exd4 17.Lxe8 Txe8 18.Le3 [18.Lxf6 Txe2+ 19.Kxe2 Dxf6 20.Tab1 kon ook, maar de pionstelling stond mij hier niet aan] 18...Pxd5
Zeer vroeg in mijn karrière begon ik blindschaak te spelen in verscheidene landen, inbegrepen Duitsland.
Keulen en omliggende stadjes vond ik erg aangenaam.
Ik was er in elk geval lang genoeg geweest om een treffelijke kennis te hebben van de Duitse taal in 1924.
Dat jaar, een zekere G. Koltanowski, zoals de meeste jongeren uit Europa, verbracht er zijn militaire dienst.
Vroeger in het jaar was ik van Namur naar Ruhrort gezonden, een zeer klein dorp niet ver van Duisburg, een voorname industriestad in de Ruhrvallei.
Alles wat ik te doen had was twee grote bruggen oversteken, enkele kilometers wandelen, en ik was in de stad.
Mijn peloton was een afdeling van de Belgische hospitaaldienst.
Zoals meestal in vele legers hadden wij de naam van nietsdoeners gekregen.
Mijn specialiteit was aardappelen schillen, een taak waarmee ik mij twee uur per dag bezighield. Voor de rest was het de kunst om mijn tijd te doden met het komponeren van schaakproblemen en het oplossen. Mijn gemakkelijk leventje werd nog beter mede door het feit dat mijn kapitein een verbeten schaakfan was die het als een groot geluk beschouwde om een Belgische schaakkampioen (1923) in zijn rangen te tellen.
Wij speelden van als hij de tijd had en voor de door hem verkregen vrijheden liet ik hem tijdens onze partijen wat in "leven".
Wij waren gelegerd aan de grens van de Belgische bezettingszone en kregen daardoor weinig vrijheid ons ver te begeven. Ruhrort was een plezant plaatsje voor soldaten, maar van schaken viel niets te bespeuren.
Het vroeg een beetje tijd, maar ik kreeg van mijn kapitein een getekend bewijs om de twee bruggen te passeren naar Duisburg. De jacht naar schaakspelers was open!
Na twee uur zoeken vond ik de geschikte plaats, een goed uitziend koffiehuis, genaamd "zum Weissen Rossel". Schaakspelers ontmoetten elkaar hier regelmatig in de achterzalen dezer taverne, en een geluk, de plaatselijke vereniging vergaderde die avond. Ik bestelde een koffie, ondertussen de partijen wat bekijkend. Niemand nam nota van mijn tegenwoordigheid, waarschijnlijk kwamen hier nog wel meerdere soldaten van vreemde bezettingstroepen.
Na een tijdje vroeg ik in het Duits of de winnaar van de partij bereid was tegen mij te spelen. Hij vroeg mij hoe sterk ik speelde en ik antwoordde hem dat ik graag tegen de lokale kampioen zou spelen. Hij trok zijn wenkbrauwen op en begaf zich naar het ander eind van de zaal, waar weldra een levendig gesprek aan de gang was. Ik zei de anderen wie ik was. ik voelde mij wat alleen als Belgisch militair onder Duitse burgers. Hij was terug in enkele minuten, zeggende dat mr. Schmidt, de klubkampioen, tegen mij wilde spelen. Weldra verscheen een oudere heer, zich voorstellend als Schmidt en nam plaats. Wij kozen voor kleur en hij startte met wit op orthodokse manier. Ik speelde heel soliede, maar zag na enkele minuten reeds dat mijn tegenstander een iets geoefende nieuweling was. Het maakte mij nerveus met de omstaanders. Wat een soort val was dat? Ik besloot voorzichtig verder te spelen, ruil volgde ruil naar een beter staand eindspel met een pluspion die ik in winst omzette. Schmidt boog stijfjes en wandelde weg, een andere speler nam zijn plaats, zich voorstellend als Schmidt.
Welk spelletje speelden ze met mij?
De tweede Schmidt was een betere speler dan de eerste, doch niet van het soort om kampioen te zijn van zo'n grote stad. Eens te meer nam ik geen risiko's en won wederom een eindspel met een pluspion.
Omstreeks deze tijd waren de meeste spelers rond mijn bord geschaard en onmiddellijk vond ik mij spelende tegen een derde "Schmidt". Het spel was nu wel doorzichtig. Geen lichamelijk gevaar, geen vrees voor mijn leven, geen valstrik voor een jonge vijandelijke soldaat die in hun midden was binnen gevallen. Ze probeerden alleen uit te vissen hoe sterk ik speelde. Wel, twee waren reeds opgeruimd. Als ze iedere keer een sterkere man zouden opzetten, ik zou ze het lastig maken. Ik werkte heel hard en won opnieuw met een enkele pion. Ze waren verstomd. Indien ik tegen Schmidt I gewonnen had met slechts een pluspion, dan moest Schmidt 2 me toch verslagen hebben. En als Schmidt 2 ook verloren had met een pion moest Schmidt 3 zekerlijk gewonnen hebben. Iets was toch definitief mis !
Uiteindelijk nam een vierde speler plaats tegenover mij. "Ik ben Schmidt", zegde hij. "Hans schmidt!" Hier ten allen laatste de echte McCoy! Hij speelde voortreffelijk, maar niet sterk genoeg om slechts met een kleine pion te verliezen.
Dat was teveel voor de omstaanders, tot dan toe stille "kibitzers". De meesten begonnen nu onder elkaar te praten, tegen mij, tegen Schmidt".
Wie was ik? Koltanowski? De Belgische kampioen?
We werden een vriendelijke groep kameraden. Een pot met bier werd mij in de hand gestoken en een gezagsman begon een gesprek.
Ze zouden de volgende zondag een belangrijke match met Dusseldorf spelen. Wilde ik voor hen op het eerste bord spelen? Ze zouden mij in burger steken onder een oorlogsnaam.
Dusseldorf was buiten de Belgische bezettingszone, maar ze zouden mij ongemerkt door de linies krijgen, zorgend dat mij geen haar werd gekrent. Dusseldorf was een oude rivaal en geen enkele match was zo belangrijk.
Ik moest weigeren, maar was zo vriendelijk een blind-exhibitie te willen geven op een nacht, twee weken later, onder voorwaarde dat ik permissie kreeg van mijn kapitein. Zeer gelukkig vergezelden zij mij tot aan de twee bruggen. "De pion-voorsprong-joke" had een favoriet toegevoegd aan de "Duisburgse Schaakklub" waar ik lange tijd vele goede vrienden heb gehad.
Hier een partijtje uit de Duisburg -blind-exhibitie, 15 november 1924.
1.e4 e6 2.d4 c5 3.d5 Dc7 4.f4 exd5 5.exd5 Ld6 originele Duisburg-stijl 6.Ph3 Pa6 wat goed is voor de ene, is goed voor de andere 7.c4 Pf6 8.Ld3 Pb4 9.0-0 Pxd3 10.Dxd3 h6 11.Te1+ Kf8 12.Pc3 b6 13.Pe4 Pxe4 14.Dxe4 Dd8 15.f5 Tg8 16.f6 g5 17.Df5 Th8 18.b3 La6 19.Lb2 Dc7 20.Te7 Te8
Het was juli in Parijs, 1924, de Bastille, prachtig weder, lichtgeklede meisjes, zomerse toiletten, de halten. . . ,Place Montmartre. . . ,Café de la Régence...
Daar waren de teams van vele landen, die kwamen om mee te spelen in de eerste (officieuze) schaakolympiade tijdens dewelke de FIDE werd gesticht.
Het was een kleine organisatie. Ieder deelnemend land zond zijn beste spelers met een maximum van 6 spelers per land.
Ze werden in afzonderlijke groepen ingedeeld waaruit de winnaar van iedere groep naar de finale ging, alle tweeden naar een tweede groep, enz.
Als Belgisch kampioen word ik geroepen om deel te nemen, alhoewel ik juist een maand tevoren was opgeroepen in het leger en nog niet wist wat salueren en niet salueren betekende (dit hield mij later op het jaar uit het Belgisch kampioenschap). Maar het leger gaf mij een speciale permissie om mijn land te vertegenwoordigen in Parijs. In plaats van aardappelen schillen zou ik een grimmige strijd voor punten voeren tegen een Tsjechisch generaal!
Ik was nog een "amateur" toen ik naar Parijs, vertrok. Ik kwam terug naar België als een onbewust professioneel.
Eerst even teruggaan in tijd. In 1921 speelde ik mee in het eerste officiële kampioenschap van België, dat gewonnen werd door dr. M. Boruchowitz uit Antwerpen. Ik speelde twee remises tegen hem. Edgard Colle werd 2e dat jaar en ik was vierde. In 1922 waren er slechts 5 deelnemers en E. Colle won.
Ik won en verloor een partij tegen hem en kwam tweede met 'n half puntje minder (het was een dubbelrondig tornooi). In Gent 1923, Colle's woonplaats, won ik het Belgisch kampioenschap met 5 uit 6, won ook tegen Colle. E.Colle en Emmanuel Sapira uit Antwerpen deelden de tweede plaats met elk 4 punten. Het jaar 1923 was een zeer sterk jaar voor mij. Ik won verscheidene tornooien in België, versloeg Colle verscheidene malen, alhoewel hij dan reeds een zeer gevreesd tegenstander was in de internationale schaakwereld.
Dan werd het al ras juni en begon mijn karrière als "patat-schiller", gelukkig onderbroken door de oproep voor de schaakolympiade waaraan ik kon deelnemen via een permissie van een simpatieke officier.
De olympiade spitste zich toe in een strijd tussen Hongarije en Tsjechoslowakije. Zo zaten de Hongaren rond mijn bord geschaard tijdens de halve finale in mijn partij tegen Hromadka uit
Tsjechoslowakije. Het resultaat van deze partij was heel belangrijk voor hen, natuurlijk ook voor mij !
Vlug stond ik een pion achter. dan een tweede en de partij zag er slecht uit. Slecht? Het was mijn jeugdig instinkt dat mij deed verder spelen en het werd een enorm gevecht.
Hier is de partij; zie maar:
1.e4 c6 2.d4 d5 3.exd5 cxd5 4.c3 Pf6 5.Ld3 Pc6 6.Lf4 e6 7.Pf3 Ld6 8.Lxd6 Dxd6 9.0-0 0-0 10.Te1 Ld7 11.Pbd2 Pg4?
De Hongaren waren zo opgetogen over mijn strijdlust dat hun teamleider mij een enveloppe overhandigde.
Ik was te verstrooid om het ding onmiddellijk te openen.
In de laatste ronde liet Hongarije echter nog een steek vallen en Tsjechoslowakije won met een half punt voorsprong deze eerste olympiade.
Terug naar huis reizende met de trein herinnerde ik mij plots de bewuste enveloppe en opende ze. Tot mijn grote vreugde bevatte ze een biljet van 100 nieuwe Franse frank! (In die tijd 10 dollar waard).
Zo werd ik beroepsspeler. . . Ik heb het mij nooit beklaagd.
Mijn vreugde was echter van korte duur. Toen ik op mijn basis te Namur terug kwam vond ik er een nieuwe officier in dienst. Prompt werd onze kompagnie op trainingsmars uitgezonden, hoogst ongebruikelijk voor een medische afdeling; deze officier was toch wel van de kook gebracht.
Marcherend door de stad Namur zag ik een wandelende generaal op ons toekomen. Alleen een officier in dienst, op kop van een peloton is verplicht een aankomende hoger officier te begroeten, reglement in dezer dagen.
Natuurlijk wist ik daar niets van, mijn opleiding was veel te kort geweest.
Zo groette ik ook, …… spijtig.!
Resultaat geen verlof om in het Belgische Kampioenschap 1924 mee te spelen.
Dat kwam hard aan na mijn goede prestaties op de olympiade, waar ik de finale had gemist op een half punt.
Tot zover. George Koltanowski
Graag brengen wij hier nog een tweetal partijen uit Koltanowski's Wereldberoemde specialiteit: blind-simultaan.....
1.e4 e5 2.Pf3 d6 3.d4 exd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 Le7 6.Le2 0-0 7.0-0 c6 8.h3 Le6 9.f4 d5 Het toelaten van e5 is strategisch fout. 10.e5 Pe8 11.f5 Lc8 12.f6! Een kansrijk pionoffer. 12...gxf6 13.Lh6 Pg7 14.Ld3! Minder riskant is stellig 14. Pf3 waarna wit wel kompensatie geeft voor zijn pion, door de verzwakking van zwarts koningsvleugel. Koltanowski wil echter kombineren. 14...Lc5! 15.Lxg7 Lxd4+ 16.Kh1 Kxg7 Zwart moet dadelijk nemen wegens Lf6 of Dh5
Nog heel recent en bij ons nog niet gepubliceerd:
1.e4 c5 2.Pf3 Pc6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 g6 6.Le3 Lg7 7.f3 d6 8.Dd2 a6 9.0-0-0 Pxd4 10.Lxd4 Le6 11.Kb1 b5 12.a3 0-0 13.g4 Tb8 14.Pe2 Voorzorg tegen ...b4. 14...Dd7 15.h4 h5 [Beter was hier 15...b4 16.axb4 Da4] 16.g5 Pe8 17.Lxg7 Pxg7 18.Pf4 Tfc8 19.Pxe6 Pxe6 20.Lh3 Tc4 21.Dd3 Dc6 22.Lxe6 fxe6
In dank opgedragen aan
George Koltanowski.
Blankenberge, 24 juni 1980.
Karel Falleyn